De geschiedenis van de huidige St. Antoniuskerk in Kortenhoef begint op 28 maart 1879, de datum van het schrijven waarin de aartsbisschop van Utrecht, mgr. Schaepman, het kerkbestuur machtiging verleende de bouw van een nieuwe kerk en pastorie aan te besteden. De kerk moest worden gebouwd volgens tekening en bestek die architect Alfred Tepe te Utrecht aan de aartsbisschop had voorgelegd.

Kort daarop vond de aanbesteding plaats. Er bleken 10 liefhebbers te dingen naar het werk, waarvan de firma M. Andriessen & Zn. te Hilversum met een bedrag van ƒ 34.740,-- (€ 15.790,--) de laagste inschrijver was en dus de opdracht kreeg. Op 10 mei 1879 volgde de definitieve goedkeuring voor de bouw, die op 11 juli van dat jaar officieel van start ging met het leggen van de eerste steen door Henricus Zacharias van Kesteren, oud 7 jaar. De gedenksteen die hieraan herinnert is nog te zien in het kerkportaal.

Omdat de financiële middelen onvoldoende waren kreeg het kerkbestuur in eerste instantie geen toestemming van het aartsbisdom om de toren van de kerk direct af te bouwen. Door de verkoop van de oude kerk en pastorie aan de Kortenhoefsedijk kwam er echter extra geld vrij en zo kon de nieuwe kerk toch volledig worden afgebouwd en op 9 juni 1880 door de aartsbisschop worden ingewijd. Voor de inrichting en aankleding van het gebouw was op dat moment geen geld meer. Deze zou in de loop van de daarop volgende jaren stukje bij beetje worden aangevuld, waarover verderop meer.

 

 

 

In het boek
"De 19e-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland" van Drs. H.P. Rosenberg
(Den Haag 1972) wordt de St.Antonius van Paduakerk in Kortenhoef als volgt beschreven:
"Een neogotische hallenkerk met toren, voorzien van overhoekse steunberen en vier nissen in ieder gevelvlak van de klokkenverdieping.
Het Bernulphusgilde interieur is
nog grotendeels aanwezig."

 

 

 

De architect

Alfred Tepe werd geboren in Amsterdam in 1840 en overleed in Düsseldorf (Duitsland) in 1920. Hij volgde van 1861 tot 1864 een klassieke opleiding aan de Bau-Akademie in Berlijn, studeerde wiskunde te Münster en was tussen 1867 en 1872 werkzaam bij Vincent Statz in Keulen alwaar hij meewerkte aan de voltooiing van de Keulse Dom.

Van 1872 tot 1884 woonde hij in Utrecht op de Maliebaan in een door hemzelf ontworpen huis en was aldaar lid van het Sint Bernulphusgilde. Hij werkte nauw samen met Friedrich Wilhelm Mengelberg, de beeldhouwer van het gilde, met de edelsmid Leo Brom, de orgelbouwer Michael Maarschalkerweerd en de glazenier Heinrich Geuer.

In de tijd dat Tepe in Nederland woonde waren er vele nieuwe kerkgebouwen nodig. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 onstak er onder de katholieken een ware bouwwoede. Elke stad of dorp wilde weer zijn eigen parochiekerk, liefst met "kathedrale" allure. Architecten als Pierre Cuypers en Alfred Tepe hebben hier een grote bijdrage aan kunnen leveren 

Alfred Tepe heeft voornamelijk in het toenmalige aartsbisdom Utrecht gewerkt (waarvan het Gooi tot 1956 deel uitmaakte) en heeft daar een kleine 70 kerken gebouwd, waarvan de Antonius van Paduakerk te Kortenhoef er een is. Zijn belangrijke tijdgenoot Cuypers was in het Utrechtse niet zo gezien vanwege zijn alhier te revolutionair gevonden ideeën en werd daarom geweerd. Zodoende had Tepe er praktisch het alleenrecht. 

Tepe's mooiste en belangrijkste kerken staan in Jutphaas, St Nicolaas (1875), Utrecht, St. Willibrord (1876-1877), SchalkwiTepe's mooiste en belangrijkste kerken staan in Jutphaas, St Nicolaas (1875), Utrecht, St. Willibrord (1876-1877), Schalkwijk, St. Michael (1879), Amsterdam, St. Franciscus Xaverius (De Krijtberg, 1883) en IJsselstein, St. Nicolaas (1887). Andere Tepe-kerken in de naaste omgeving van Kortenhoef vinden we in Vinkeveen, H. Hart (de enige kerk van Tepe met een kooromgang, 1883), in Abcoude, Cosmas en Damianus (1887-1888) en in Mijdrecht, St. Jan de Doper (1876).

jk, St. Michael (1879), Amsterdam, St. Franciscus Xaverius (De Krijtberg, 1883) en IJsselstein, St. Nicolaas (1887). Andere Tepe-kerken in de naaste omgeving van Kortenhoef vinden we in Vinkeveen, H. Hart (de enige kerk van Tepe met een kooromgang, 1883), in Abcoude, Cosmas en Damianus (1887-1888) en in Mijdrecht, St. Jan de Doper (1876).

Zoals hierboven vermeld had Tepe's grote tijdgenoot Pierre Cuypers vaak revolutionaire ideeën als het om de toepassing van moderne middelen in de architectuur ging. Zo schuwde hij bijvoorbeeld het gebruik van moderne materialen zoals ijzer voor torenspitsen en spanten niet. De kerken van Tepe zijn daarentegen zonder uitzondering sober en vrijwel geheel in baksteen uitgevoerd met vermijding van natuursteen. Ook het inwendige is opvallend door eenvoud. Deze soberheid, gepaard aan een goed gevoel voor verhoudingen, geven een verklaring voor het feit dat zijn kerken zich zo goed aanpassen aan het karakter van het landschap of het stadsbeeld. Ook de Antoniuskerk is hiervan een mooi voorbeeld. Ze is te typeren als een echte dorpskerk, die aanwezig is in het landschap maar toch ook weer niet detoneert door haar grootte of sterk afwijkende bouwstijl.

 

 

 

Overzicht van het interieur
vanaf het zangkoor

 

 

 

 

De inrichting van de kerk

De gehele inrichting van de Antoniuskerk is in een vrij korte periode tot stand gekomen. Op een van de oudste foto's van het kerkinterieur, genomen omstreeks 1900, zien we dat de meest voorname interieurstukken zoals de ramen, de altaren, het triomfkruis, beelden, betegeling, orgel en beschilderingen al aanwezig zijn. Dit zegt wel iets over de offerzin van de parochianen en het enthousiasme van bouwpastoor Wilhelmus van Soest om "zijn kerk" helemaal voltooid te zien.

Wij beschrijven hier slechts de belangrijkste onderdelen van het interieur, maar ook de details zoals kandelaars, wijwatervaten, godslamp, monstrans e.d. zijn zeer de moeite van het bekijken waard. Zij werden in de loop der jaren ontworpen en gemaakt conform de richtlijnen van het Sint Bernulphusgilde en vormen samen een harmonieuze eenheid.

De altaren, de voormalige preekstoel (verwijderd in 1939) en de communiebank (verwijderd in 1967) werden ontworpen door de beeldhouwer Mengelberg. De houten panelen van de preekstoel met daarop de vier evangelisten zijn later verwerkt in een hulpaltaar dat nog te zien is in de spreekkamer van de pastorie. 

Het hoofdaltaar uit 1883 is een zogenaamd vleugelaltaar. Vroeger waren de vleugeldeuren door de week, bij uitvaarten, in de Advent en in de Vastentijd gesloten. Op de deuren zijn de heiligen Wilhelmus (verwijzend naar pastoor van Soest), Cornelius en Gerardus (verwijzend naar twee parochianen die middels belangrijke giften de bouw van de kerk mede mogelijk maakten) en Antonius (de patroonheilige) afgebeeld. De beelden in de kasten zijn van St. Catharina, Maria Magdalena, St. Willibrord en St. Joris met de draak, die ook in het mozaïek in de tegelvloer van het liturgisch centrum te zien is.

De deuren van het tabernakel komen uit het atelier van de Utrechtse edelsmid Leo Brom. Zij bevatten afbeeldingen van Jezus en van de apostel Petrus, die verwijzen naar het "levend brood" dat in het tabernakel bewaard wordt.

 

 

Het hoogaltaar.
Beeldhouwwerk en schilderwerk
van Mengelberg,
tabernakeldeuren en kandelaars
uit het atelier van Brom

 

 

 

De twee zijaltaren, gewijd aan Maria en Jozef, dateren uit 1884. De beelden van Maria en Jozef erboven werden in 1897, samen met het triomfkruis, voor een bedrag van ƒ 1.063,-- (€ 483,--) aangeschaft. In de tegelvloer vóór deze altaren zijn de evangelisten Johannes (adelaar) en Marcus (leeuw) afgebeeld. Het triomfkruis is in 1968 verwijderd omdat het door de slechte staat gevaar opleverde. Alleen het afgeloogde beschadigde corpus bleef bewaard. In 2004 is een nieuw triomfkruis in de kerk opgehangen, met het oorspronkelijke, gerestaureerde corpus.

De doopvont, van zwart marmer afgedekt met een torenvormig koperen deksel, dateert uit 1886. Zoals in die tijd gebruikelijk werd hij in een doopkapelletje helemaal achterin de kerk geplaatst omdat de ongedoopten eigenlijk nog geen toegang tot de gewijde kerkruimte hadden. Toen in de loop der jaren de inzichten omtrent het sacrament van het doopsel veranderden raakten doopkapel en doopvont in onbruik. Bij de restauratie van het kerkinterieur in 1986 verhuisde de doopvont naar een nieuwe plaats links voor in de kerk, waar hij tijdens doopvieringen weer kan worden gebruikt. De voormalige doopkapel werd ingericht als Antoniuskapelletje.

De veertien kruiswegstaties dateren uit 1893 en werden aangeschaft voor een bedrag van ƒ 475,-- (€ 215,--). Maker en herkomst zijn niet bekend. Zij zijn gemaakt van gips en daardoor zeer kwetsbaar. In de loop der jaren liep een aantal ervan dan ook ernstige beschadigingen op. In 1986 werden de staties in het atelier van beeldhouwer Jan van Ieperen in Schoonhoven gerestaureerd.

 

De wandbetegeling

Wat deze kerk zo uniek maakt is de volledige betegeling van alle wanden in het interieur, in ons land een zeldzaamheid. Deze werd aangebracht om technische redenen, namelijk om het doorslaan van vocht door de muren tegen te gaan. De bont gedecoreerde tegels waren overgebleven tijdens de bouw van het Centraal Station in Amsterdam en werden tussen 1887 en 1900 aangebracht door Klaas Windt, een parochiaan uit 's-Graveland, die dit helemaal in zijn eentje deed.

De veelkleurige betegeling, die op elke bezoeker die voor het eerst de kerk betreedt een overweldigende indruk maakt, was tijdens de voorbereidingen voor de grote restauratie van de kerk in de jaren 80 van de afgelopen eeuw  onderwerp van heftige discussie. De restauratiearchitect H.J.A. van Hal was van mening dat de betegeling moest verdwijnen omdat zij niet in het interieur thuishoorde en pas achteraf, buiten medeweten van architect Tepe, was aangebracht. Bovendien domineerden de bonte tegels zodanig dat de gebrandschilderde ramen en de gewelfdecoraties niet tot hun recht kwamen.

 

 

Details van de wandbetegeling
van de noord- en de oostgevel

 

 

Uit historisch en uit esthetisch oogpunt bezien had van Hal waarschijnlijk gelijk. Maar het moge duidelijk zijn dat met de wandbetegeling tevens het unieke karakter van het kerkinterieur zou verdwijnen. Dat argument werd ook door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg op waarde geschat, want zij gaf uiteindelijk geen toestemming de door van Hal voorgestelde versobering van het interieur uit te voeren.

 

De schilderingen

De beschildering van de gewelven, de dagkanten van de ramen, de bogen  en de kolommen werd vanaf 1887 aangebracht door de decoratieschilder Jansen van Zevenaar, naar een ontwerp van Friedrich Wilhelm Mengelberg. De beschildering van het priesterkoor bevat, boven de deuren naar de sacristieën, afbeeldingen van engelen met de oude gemeentewapens van Kortenhoef en 's-Graveland.

Van 1986 tot 1987 werd het schilderwerk, dat in slechte staat verkeerde, door de firma Gebr. Van der Plas te Rosmalen geheel in de oorspronkelijke staat hersteld.

 

 

 

Gewelfschilderingen in het schip

 

 

 

 

De ramen

Alle ramen in de kerk, behalve dat op het voormalige zangkoor, zijn ontworpen door glazenier Heinrich Geuer en werden geplaatst vanaf 1887. De ramen in het priesterkoor hebben betrekking op de viering van de Eucharistie, terwijl die in het schip de voorstellingen van 26 mannelijke en vrouwelijke heiligen bevatten. De initialen op de wapenschilden in de onderste raamsegmenten verwijzen naar parochianen die destijds door aanzienlijke giften de aanschaf van de ramen mogelijk maakten.

Het grote raam in de westgevel van de toren is ontworpen door Lambert Simon en werd geplaatst in 1966 omdat het oorspronkelijke raam, waarin paus Gregorius, St. Caecilia en koning David waren afgebeeld, in slechte staat verkeerde. Het huidige raam bevat een voorstelling van de verrijzenis van Christus, terwijl in de voet allerlei bekende parochianen uit die tijd, zoals juffrouw Jansen (onderwijzeres en organiste), zuster Ans Spapens (wijkverpleegster) en kerkmeester Henk Brouwer staan afgebeeld.

In 1984 werden de ramen in het priesterkoor en het schip, die in slechte staat verkeerden, door glazenier Stef Hagemeier te Tilburg gerestaureerd.

 

 

 

 

Detail van de
gebrandschilderde ramen
in de zuidgevel van het schip,
met de heiligen Samuel (links)
en Philippus

 

 

 

 

De klokken

De oorspronkelijke klokken (Antonius en Maria) werden in 1892 aangeschaft voor een bedrag van ƒ 1.650,-- (€ 750,--). Zij werden op 20 april 1943 op last van de Duitse bezetter door de fa. Meulenberg uit de toren gehaald, afgevoerd en omgesmolten voor oorlogsmateriaal. In 1948 kwamen er twee nieuwe, eveneens Antonius (718 kg) en Maria (350 kg) genaamd. Zij dragen de volgende opschriften:

De eerste hebben ze geroofd
nu geef ik mijn geluid
en roep u naar de Herder,
Hogepriester en Leraar

Ook Maria is weggehaald
Door ingezameld geld
is met deze een andere wens vervuld
en gewijd aan de Moeder Gods

In 1999, bij gelegenheid van het 120-jarig bestaan van de Antoniuskerk,  werd er een derde klok aangeschaft, afkomstig uit IJsselmonde. Deze draagt het opschrift:

O.L. Vrouw Hulp der Christenen.
De meisjes van IJsselmonde schonken mij

In datzelfde jaar werd de luidinstallatie voor de klokken van een elektrische aandrijving voorzien, warmee het romantische trekken aan de touwen voorgoed tot het verleden behoort.

 

Het Maarschalkerweerd-orgel

Het Maarschalkerweerd-orgel, een tweeklaviers instrument met pedaal, dateert uit 1897. Het werd toen geplaatst op het oksaal in twee kasten en met een vrijstaande speeltafel. De aandrijving was pneumatisch. Toen in de jaren zestig van de vorige eeuw ten gevolge van de veranderde inzichten ten aanzien van de liturgie het zangkoor verhuisde naar een plaats vóór in de kerk raakte het orgel in onbruik. Omdat het niet meer werd bespeeld ging de toestand ervan snel achteruit.

In 1994 werd het orgel van de koorzolder verwijderd en door orgelbouwer fa. J.J. Elbertse & Zn. te Soest geheel opnieuw opgebouwd. Het werd met enkele registers uitgebreid en samen met een nieuw ontworpen speeltafel in een geheel nieuwe kast geplaatst, waarin elementen van de oorspronkelijke kast werden hergebruikt. Het orgel kreeg een nieuwe plaats in de zuidelijke zijbeuk van de kerk, dicht bij het liturgisch centrum en de plek van het zangkoor, zodat het bij de vieringen weer volledig functioneel is. Het orgel in zijn huidige vorm wordt door velen geroemd om zijn prachtige klank.

 

 

 

 

 

Het in 1994 gerestaureerde
Maarschalkerweerd-orgel
op zijn nieuwe plaats in de
zuidelijke zijbeuk

 

 

 

 

 

 

Recente toevoegingen en veranderingen

Zoals hiervoor beschreven is vrijwel het gehele interieur nog in de oorspronkelijke staat aanwezig, met uitzondering van de preekstoel, de communiebank en het triomfkruis. De verplaatsing van het orgel en van de doopvont werden reeds genoemd. 

De meest ingrijpende verandering aan het interieur vond plaats in 1986, toen het huidige liturgisch centrum werd aangelegd. In de oorspronkelijke situatie was de communiebank in de boog tussen schip en priesterkoor geplaatst en was de vloer van de apsis met 1 trede verhoogd. Het nieuwe  liturgisch centrum was veel groter en lag 2 treden boven het niveau van de kerkvloer. Bij de aanleg ervan werden de oorspronkelijke tegelvloeren van de apsis en van het  deel van het schip dat door de verhoging zou worden bedekt geheel opgenomen. De vrijkomende tegels werden verwerkt in de nieuwe vloer van het liturgisch centrum. Het tegelmozaïek met de voorstelling van St. Joris met de draak, dat oorspronkelijk in de vloer vóór de communiebank lag, kreeg daarin een prominente plaats. 

Voor de inrichting van het liturgisch centrum werd in 1986 nieuw meubilair aangeschaft, bestaande uit een altaar, een ambo, een credens en 13  zitbanken voor het zangkoor en de misdienaars. Het meubilair werd   vervaardigd door meubelmaker Bert Pijnse van der Aa te 's-Graveland naar een ontwerp van architect H.J.A. van Hal. Altaartafel en ambo werden in een lichtgrijze tint geneveld waardoor de centrale elementen in de liturgie, het Woord en de Tafel, ook in het meubilair een extra accent kregen.

In 1984 werden nieuwe verlichtingsarmaturen in het schip van de kerk aangebracht. Oorspronkelijk hingen er kaarsenkronen die in 1911, toen de kerk elektrisch licht kreeg, werden vervangen door ijzeren kronen met gloeilampen. In 1938 werden deze op hun beurt vervangen door koperen armaturen uit het atelier van Leo Brom.

Omdat deze armaturen tegenover een hoog stroomverbruik slechts een matige lichtopbrengst stelden werden zij, bij de noodzakelijke vernieuwing van de elektrische installatie van de kerk in 1984, vervangen door nieuwe. Op advies van restauratiearchitect Van Hal werd gekozen voor een eenvoudig en onopvallend ontwerp.

 

Het liturgisch centrum met
altaar en ambo uit 1986
en de vanuit de doopkapel
achter in de kerk verhuisde
doopvont uit 1886

 

 

 

Hiermee besluiten wij de beschrijving van de St. Antonius van Paduakerk in Kortenhoef. Om een goede indruk te krijgen van dit bijzondere kerkje moet u echt zelf eens komen kijken. U kunt daarvoor een afspraak maken via het parochiesecretariaat. Of natuurlijk een van de vieringen bezoeken, wanneer de kerk voor iedereen open staat!

Ruud Bijlsma †

Voor meer informatie zie ook:

De herleving van de gotiek in het gooi