‘HET BLIJDE WEERZIEN IN DE VERTE VAN DE TOREN VAN NEDERHORST DEN BERG’

Tot 1888 was Nederhorst den Berg in de verte alleen te herkennen aan de toren van de eeuwenoude Willibrordkerk op de heuvel. In 1811 was er wel een klein torentje bijgekomen van de katholieke kerk achter de Voorstraat, maar dat torentje was van enige afstand niet te zien.

Vanaf 23 mei 1888 kon men het beeld van Nederhorst den Berg zien veranderen. Een grote kerk met een 49 m. hoge toren verrees aan de Reevaart. De bouw verliep voorspoedig, slechts twee meldenswaardige tegenslagen kwamen in het logboek: Op 26 febr. 1889 viel een van de timmerlieden die aan de torenspits werkte van de onderste balklaag in de toren. De man had wat teveel geestrijk vocht genoten. Hij kwam er ‘wonderlijk best’ vanaf. En dan is er nog sprake van blikseminslag in de toren, maar ook daarvan viel de schade reuze mee. Er rustte blijkbaar wel enige zegen op het werk…

Op 14 mei 1889 kon de Mariakroon als kroon op het werk om het kruis geplaatst worden. 10 Augustus 1889 staat te boek als de laatste werkdag aan de ‘solide dorpskerk’ van architect Y. Bijvoets Gzn. uit Amsterdam. Menig parochiaan zal met enthousiasme en gepaste trots het grote werk gevolgd hebben. Zo’n kerk, beeldbepalend op een prominente plaats, maakte duidelijk, dat de katholieken, na eeuwenlang in de schaduw geleefd te hebben, meetelden. En dan te bedenken, dat bouwpastoor Vismans vanwege dreigend geldtekort op enig moment voorstelde maar een kerk zonder toren te bouwen. Het is nauwelijks voor te stellen, dat hij echt rekening hield met die mogelijkheid. Een kerk zonder toren zou in zijn ogen nooit echt af geweest zijn.

De toren van de nieuwe kerk van O.L.V. Hemelvaart voldeed helemaal aan de eisen, die door de grote neo-gotische architect Pierre Cuypers aan torens gesteld mochten worden: ‘De toren wordt gebouwd voor de gemeentenaren buiten de kerk. De toren moet hoog zijn. Hij dient om uit de verte de plaats der kerk aan te toonen. Hij moet hoog zijn, omdat de klokken het geluid in de verte over de woningen der gemeentenaren moeten verspreiden en hen ter kerke roepen. Een lage toren is een onding’.
De nieuwe toren van Den Berg was te zien, van welke kant je het dorp ook naderde, je hoefde niet naar de kerk te zoeken. De ‘sky-line’ van het dorp was duidelijk veranderd. En … je kon vanuit de hoogte de wijde omgeving verkennen en neerkijken op al dat dorpse gedoe.

Op 22 juli 1889 werden voor de eerste keer vier klokken geluid. Vanaf die dag strooiden ze tot Witte Donderdag 21 april 1943 hun welluidende klanken over dorp en omgeving om de mensen ter kerke te roepen en om lief en leed te verkondigen. De klokkenroof door de bezetter maakte een abrupt einde aan het regelmatige gebeier. Meteen werd een inzamelingsactie gestart om de geroofde klokken zo spoedig mogelijk te kunnen vervangen. Al in 1948 hingen er weer vier klokken in de toren.

Vanaf 1896 konden alle Bergers ook elk moment op het torenuurwerk met ‘Mariablauwe’ wijzerplaten en goudkleurige wijzers zien hoe laat het was, vanaf de jaren tachtig zelfs bij nacht en ontij. Het uurwerk moest wel op tijd opgewonden worden; elke dag moesten pastoor of koster hiervoor 65 treden beklimmen. Ook het luiden van de klokken was een heel karwei. Beneden in het kerkportaal moest er danig aan de klokketouwen getrokken worden en zeker voor de twee grootste klokken was daar flink wat kracht voor nodig. De koster, geholpen door enthousiaste jongelui, had er een aardig karwei aan. Vanaf 1963 werd het uurwerk electrisch en konden ook de klokken met een druk op de knop aan het galmen gezet worden.

De schrijver Nescio gaf in de jaren vijftig in zijn ‘Natuurdagboek’ meermalen uiting aan zijn verwondering over het Nederlandse landschap met zijn vele torens als bakens aan de horizon. Ook Nederhorst den Berg ontsnapte niet aan zijn bewonderende blik en verstilde aandacht: ‘Eerst moeten wachten op ’t schuitje, op ’t steigertje gezeten en gekeken naar de zon op ’t water en de torens van Nederhorst den Berg’… ‘Heel mooi gezicht op Nederhorst den Berg: links molen, dan klein spitsje, dan de groote R.K. kerk, dan de middeleeuwsche kerk op den heuvel, dan het kasteel en dan iets verder naar rechts weer een molen (de molen aan de Vecht). Het middeleeuwsche dorp’. (1950)

Dankzij veler inspanningen, is het mogelijk dat de wens van tuinarchitect Peek uit 1889  ‘en zal (uw kerk) nog na verloop van honderden jaren een pronkstuk zijn’ een goede kans heeft bewaarheid te worden. Niet alleen een pronkstuk, vooral ook een verwijzing naar omhoog én een baken van Nederhorst den Berg, steeds weer ‘het blijde weerzien in de verte’. (Nescio)

Jan Baar