Een toenemend aantal ouderen maakt tegenwoordig een levenstestament. Dat is niet hetzelfde als een testament waarin je bepaalt wat er na je dood met je bezittingen moet gebeuren. Bij een levenstestament gaat het om de vraag: wat moet er met me gebeuren, als ik door een ongeval of ziekte niet meer in staat ben beslissingen te nemen? Wil ik bijvoorbeeld gereanimeerd worden? Hoe ver te gaan met medische verzorging? Er wordt ook een vertrouwenspersoon aangesteld die gemachtigd is om namens de zieke op te treden. Dat soort dingen.
Een vriend van me, die 90 was, had bepaald dat hij niet gereanimeerd wilde worden. Hij zag ook af van verregaande medische ingrepen. Hij kreeg een ernstig ongeluk. De mensen om hem heen waren opgelucht, toen ze die verklaring vonden.
In het evangelie van deze zondag laat Jezus aan zijn leerlingen een soort levenstestament na. Tijdens het laatst avondmaal, als hij beseft dat zijn einde voor de deur staat, laat hij hun geen huis na, geen kostbaarheden, geen geld, niets materieels, want hij bezit niets materieels. Wat hij bezit is van veel hogere waarde. Het is zijn geest, de geest van liefde die zijn leven doortrekt en bepaalt. Die geest, die liefde laat hij achter en vermaakt hij bij testament aan zijn leerlingen.
Hij benoemt zijn leerlingen als vertrouwenspersonen voor de uitvoering van zijn levenstestament, en zijn testament is: “Een nieuw gebod geef ik jullie: jullie moeten elkaar liefhebben.” Hij bedoelt de liefde die op de eerste plaats gééft en niet neemt. Het is ook niet de liefde die iets geeft om iets terug te krijgen. Het is de liefde van ouders voor hun kinderen op het moment dat ze als kwetsbare wezentjes ter wereld komen. Het is de liefde waar geen tegenprestatie tegenover hoeft te staan. Het is de liefde waarmee grootouders de zorg voor een kleinkind op zich nemen, omdat hun dochter ernstig ziek is. Het is de liefde van kinderen voor hun ouders op het moment dat die oud en kwetsbaar worden. Het is de liefde waarmee partners voor elkaar blijven zorgen op het moment dat een van beiden hulpbehoevend wordt.
Jezus zegt: “Jullie moeten elkáár liefhebben.” Dat woordje elkaar is van groot belang. Dat geeft aan dat de liefde niet van één kant hoeft te komen. Maar nooit met de bedoeling om iets terug te krijgen. De een moet de ander liefhebben, maar de ander ook de een. Totaal belangeloos.
Het is een opdracht, dag na dag, week na week, jaar na jaar. Dan is die wederkerigheid nodig om het vol te kunnen houden, want die opdracht om de ander lief te hebben kan iemand zwaar vallen op de duur, zeer zwaar, zelfs te zwaar. Daarom elkaar. Maar als er geen wederkerigheid is, zegt Jezus erachter: “Een nieuw gebod is het: Hebt lief zoals ik jullie heb liefgehad.” Hij schold niet terug toen hij werd uitgescholden. Hij sloeg niet terug toen hij geslagen werd. Hij zweeg toen hij werd beledigd en uitgedaagd.
Het is aan ons om ja te zeggen op die opdracht die hij aan ons als zijn leerlingen geeft. Het is aan ons om zijn levenstestament uit te voeren. In onze persoonlijke levens, in onze familie, in onze parochie, maar ook in onze omgang met vluchtelingen die hier hun toevlucht zoeken. Onder hen zien we veel christenen uit het Midden-Oosten die zich niet meer veilig voelen in hun eigen land en geen mogelijkheid meer zien om daar als christen te leven. Zij komen uit plaatsen waarvan wij in de eerste lezing er veel voorbij hoorden komen, plaatsen die nu in het westen van Turkije liggen waar het om uiteenlopende redenen voor een christen niet aangenaam is om te wonen. Paulus en Barnabas trokken daar doorheen en verkondigden er de grote weldaden van God aan de mensen, de liefde van God die hij ons betoont in de verrijzenis uit de dood van zijn Zoon Jezus.
Het is een droevige zaak dat juist daar waar het christendom begonnen is zich te verbreiden, onze oosterse broeders en zusters in het geloof niet welkom zijn en in verdrukking leven. Op deze zondag voor de oosterse kerken wordt ons vooral gevraagd voor hen te bidden en, indien mogelijk, hen ook anderszins bij te staan.
Want zo realiseren we om te beginnen het visioen dat God de tranen van onze ogen zal afwissen en de dood er niet meer zal zijn; geen rouw, geen geween, geen smart en alles dan nieuw zal zijn. AMEN.
Leo Wenneker
Zoals u
Zoals u hier hebt liefgehad,
uw heerlijkheid voor ons ontvouwd,
met hart en ziel, zo wilt u dat
ook ik van al uw mensen houd.
Zoals u ons hebt opgericht
door al uw aandacht en geduld
en ons weer zette in het licht
voorbij de sleur, voorbij de schuld,
zoals u doven horen deed
en lammen lopen, blinden zien,
de warme hoop in alle leed,
zo wilt u dat ik mensen dien.
Zoals u was, in alles goed
en mild, altijd en overal,
en mateloos vol goede moed,
zo wilt u dat ik worden zal.
Zoals u hier bent rondgegaan,
en heel de wereld weet nog hoe,
en elke mens hebt welgedaan,
zo wilt u, meester, dat ik doe.
Zo blijft u leven na uw dood,
als licht in angst, als troost in pijn.
Zo blijft u onze lotgenoot.
En zo zal God verheerlijkt zijn.
Michel van der Plas