De gelovigen zijn te verdelen in doeners en bidders, in gelovigen die voornamelijk actief zijn en gelovigen die voornamelijk contemplatief zijn. De doeners zijn de vrijwilligers die hun kwaliteiten inzetten voor de gang van zaken in een parochie. Zij bezoeken zieken en maken de kerk schoon en zorgen voor de koffie. Het zijn de acolieten, de kosters, de collectanten, het zijn zij die bijzondere boekjes samenstellen, de administratie verzorgen en het KAN-nieuws uitdelen. Er zijn ook bidders: de monniken en de zusters in de kloosters bijvoorbeeld die het getijdengebed beoefenen. Maar ook zij die gebukt gaan onder kwalen en al biddend hun lijden opdragen aan de Heer voor het welzijn van de parochie, van de kerk.

Maar het gaat niet goed als de doeners niet ook bidden. “Bid en werk” “Ora et labora”, zei Benedictus, de stichter van de Benedictijnen. Je kunt werken en daarna een tijdje bidden, maar je hoeft het niet te scheiden. Je kunt ook tijdens je werk bidden. En je werk kan bidden zijn. En zij die niet meer kunnen werken, ze zijn gehandicapt en misschien bedlegerig of zitten in een rolstoel, hún zijn is bidden, maar zij kunnen ook door hun dankbaarheid, hun opgewektheid anderen blij maken. Zo dragen zij nog vrucht als ze oud en ziek zijn. Zo volbrengen zij hun taak voor God en de kerk. Voor God zijn wij nooit uitgeteld of afgeschreven.

In de eerste lezing ging het over de strijd tussen de legers van Israël en die van Amalek in de woestijn, terwijl Mozes met Aäron en Chur de top van de heuvel bestegen om de strijd in ogenschouw te nemen en te bidden.  
Mozes bidt met opgeheven armen, dan won Israël. Werd hij moe en liet hij zijn armen zakken, waren de Amalekieten aan de winnende hand. Dan houden Aäron en Chur zijn armen omhoog en uiteindelijk versloeg Israël Amalek.
Dat verhaal is een illustratie van de kracht van het gebed. Het wil ons niet leren hoe wij moeten bidden en ook niet waarvoor. Wij bidden niet meer om een overwinning op onze vijanden in de strijd, eerder om goede betrekkingen tussen de volkeren, om een harmonieus samenleven, om vrede.

Met het verhaal over de vasthoudende weduwe wil Jezus ons leren dat we moeten volhouden en nooit mogen opgeven te bidden.
Hoe moeten we bidden? Vroeger hebben we geleerd dat we na de communie nog zeker een kwartier moesten blijven nabidden. Dat hoeft niet meer. We hadden een morgengebed en een avondgebed. We baden voor en na het eten. Wie doet dat nog? En ’s avonds, in ons gezin tenminste, het rozenhoedje met de litanie van Maria, bovendien de Tien Geboden en de Vijf Geboden van de heilige kerk, maar dat zijn toch geen gebeden? Geboden zijn geen gebeden om te bidden. En in de kerk baden we tegen gemengde huwelijken. Dat is verleden tijd. Het is nu aan onszelf overgelaten wat we bidden en hoe. De plicht om te bidden rust nog op ons, maar we mogen die zelf invullen. We mogen zelf uitmaken wanneer we bidden, hoe, voor wie en waarvoor.

Eén ding staat vast: doeners moeten ook bidden en bidders moeten ook iets doen. “Bid zonder ophouden”, zegt Paulus ergens. Als je dat letterlijk en exclusief neemt, zijn er geen doeners meer. Dat is niet de bedoeling. Er bestaan korte gebeden die je tijdens je werk in stilte kunt opzeggen. Er bestaan schietgebeden waarvan je altijd gebruik kunt maken. En ieder kent het Onzevader en het Weesgegroet. Ieder kan tijdens zijn werk denken aan een zieke, ieder kan bij het lezen van de krant of het horen van het nieuws een schietgebed bidden. Het gaat daarbij, ook tijdens het werk, om vindingrijkheid, om creativiteit, om een open oog en een open oor voor de omstandigheden.

Een hoogbejaarde boer bleef iedere zondag na de mis lang in de kerk zitten, zijn ogen strak gericht op het tabernakel. Het was de pastoor opgevallen, die vroeg hem een keer: “Wat doet u toch hier?” Hij zei: “Wel, ik kijk naar hem en hij kijkt naar mij.” Dat is wel erg simpel, maar het is wel de kern.

Maar je hoeft ook echt niet geleerd te zijn om te bidden, je hoeft geen theologie gestudeerd te hebben, je hoeft ook niet bijzonder thuis te zijn in de Bijbel. Ellenlange gebeden hoeven ook niet. Het simpelste gebed is: “Heer, leer mij bidden” of “Heer, sta me bij” of gewoon een poosje stille aandacht voor God.  AMEN

Leo Wenneker

credits  / cookie gebruik