Broeders en zusters,
Ik denk niet dat ik een preek zou kunnen houden zoals die u zojuist in het evangelie hebt gehoord van Johannes de Doper. Nee, geen donderpreek. Ik weet niet of zo’n ouderwetse donderpreek wel past in de geest van deze tijd in onze streken hier. Een jongere vroeg eens aan een pastoor: “Wat is dat eigenlijk, een preek?” De pastoor zei dat je in een preek vooral het hart probeert te raken van de hoorder, nadat je bij de voorbereiding ervan eerst je eigen hart hebt geraakt. “De preek” zei hij, “is er voor bedoeld dat de mensen enerzijds worden getroost en bemoedigd, anderzijds geconfronteerd en uitgedaagd. De predikant is zelf de eerste hoorder van de preek. Wie op zondag in de kerkdienst naar een preek luistert, gaat om zo te zeggen op een ‘dijk’ staan om uitzicht te krijgen. Dan doet het er niet zoveel toe of er veel of weinig mensen zitten. Dat die dijk er is, daar gaat het om.” Zo sprak die pastoor.
De preek heeft dus twee kanten: bemoediging en troost en confrontatie en uitdaging. Johannes de Doper praktiseerde vooral de confrontatie en de uitdaging. Hij zei ronduit wat er fout was, wond er geen doekjes om en hield zeker niet van wat ik noem ‘zachte zalfjes op de ziel’. Met zachte zalfjes is geen mens gebaat. Dat maakt een mens alleen maar zieker en nog zelfgenoegzaam ook.
Een preek mag de hoorders ook niet in slaap sussen, maar juist wakker houden. Welnu, daar zorgt Johannes de Doper wel voor. “Adderengebroed” zegt hij. Dat liegt er niet om. Zo wil je toch niet aangesproken worden. Adders zijn giftige slangen en de dieren die zij voortbrengen zijn het gebroed, die zijn niet veel beter dus. Je zal zo maar begroet worden.
En Johannes heeft nog meer op zijn lever. “De bijl ligt aan de wortel van de boom”, zegt hij. Dat is een harde waarschuwing. Bekeer je, nu meteen, en schiet op, anders zwaait er wat. Zo wil de moderne gelovige, althans in onze streken, u ook denk ik, niet aangesproken worden. Johannes confronteert en daagt uit.
Maar de andere kant is vandaag ook aanwezig en wel in de eerste lezing. Jesaja schildert een nieuwe toekomst en is uitnodigend, niet bevelend of verplichtend. Hij ziet iemand verschijnen die vervuld is van de Geest des Heren, die rechtvaardige oordelen zal vellen, die eerlijke vonnissen zal uitspreken over de armen en de kleinen, maar de uitbuiter en de onderdrukker zal striemen met de gesel van zijn tong.
Dan schetst hij in een aantal beelden, die wij ons goed kunnen voorstellen, een wereld die volgens ons niet kan. Hoe kan een wolf huizen bij een lam, hoe kan een panter zich vlijen naast het geitje en een kalfje grazen met een leeuwenjong? Dat is beeldspraak. Hij bedoelt natuurlijk: “Dan zullen broers en zussen in vrede leven. Dan zal de ene buurman niet meer twisten met de andere. Dan zullen de volkeren niet meer tegen elkaar ten oorlog trekken.”
We zien de vervulling van die profetie niet of nog niet. Toch is zij troostend en bemoedigend. Het is namelijk al begonnen. Zie je het niet? In Jezus, want over hem gaat het, heeft het een aanvang genomen, in zijn woorden en daden, zijn lijden, dood en opstanding.
De tijd waarin wij leven wordt weleens vergeleken met de dag tussen Jezus’ kruisdood en zijn verrijzenis. Die dag heet stille zaterdag. Één dag dus, maar wel een die al eeuwen duurt. En die alles behalve stil is. Waarin wij leven en wij van alles meemaken en ons van alles overkomt. Want de dag van het herstel van alle dingen ligt nog voor ons, maar met dat herstel is wel een begin gemaakt. Wij zien naar die dag uit, wij wachten erop, maar niet met onze handen in de schoot, niet passief, maar actief, terwijl we werken aan het herstel, deelsgewijs, fragmentarisch, beetje bij beetje.
Maar bij dat werk houden we zicht op de eindvoltooiing. Tegen de misstanden die er nog altijd zijn richten we een positief vergezicht op.
We mogen ons niet overgeven aan cynisme, zoals “het wordt nooit meer wat” en “het christendom in ons land loopt op zijn einde“ of “de kerken worden leger en leger en eens zullen ze helemaal niet meer nodig zijn”. Nee, wij staan op de dijk en zien in de verte, wij houden vast aan het visioen van Jesaja, want “waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk.” AMEN.
Leo Wenneker
Het lied van de nieuwe tijd
Een nieuwe tijd, een nieuw geluid,
en in een kemelharen kleed
verschijnt een magere profeet
en maakt zich recht en roept het uit:
“Keer om met mij in de woestijn,
keer om met mij naar de Jordaan:
het pad wordt recht wanneer wij gaan
om kinderen van God te zijn.
Een nieuwe tijd, een nieuwe weg
naar de genade in het dal
waarin uw redder komen zal
en doen al wat ik u voorzeg:
hij zal u dopen met zijn geest
en met zijn heilige natuur;
hij zal u zuiveren met het vuur
dat u van alle kwaad geneest.
Een nieuwe tijd, een nieuwe doop,
het rijk der hemelen is nabij;
want aan de horizon staat hij,
de door God zelf gezonden hoop”.
Michel van der Plas