Velen van ons worden bedolven onder verzoeken voor een donatie aan een goed doel. Als je ooit eenmaal een bedrag hebt gestort, weten ze je te vinden, de een na de ander. Zelfs durven ze je te suggereren het goede doel in je testament op te nemen.
Daaraan moest ik denken bij het evangelie van de rijke jongeman dat u zojuist hebt gehoord. Die krijgt de raad alles wat hij bezit te verkopen en de opbrengst aan de armen te geven. U voelt zich vast niet op uw gemak bij die woorden van Jezus. Ik voel me ook onbehagelijk, telkens als ik ze lees of hoor. Zijn wij pas goede volgelingen van de Heer, als wij als ons bezit verkopen en de opbrengst onder de armen verdelen? Ons gezond verstand zegt dat we dat niet kunnen doen. We hebben een gezin en allerlei verplichtingen. We kunnen toch geen zwerver, dakloze of bedelaar worden?! Dus geeft Jezus die raad aan die jongeman alleen of aan iedereen die iets bezit? Ik denk dat het een speciale roeping is. Want stel dat wij allemaal onze bezittingen verkopen en de opbrengst aan de armen geven, waar moeten wij dan van leven? Wat moeten wij zonder eigen bezit? Nee, Jezus wil op de hem eigen indringende manier leren hoe wij met onze eigendommen moeten omgaan. Hij kent de mensen en ziet hoe moeilijk het is voor hen die rijk zijn om goed te leven. Wat hij leert is: niet gehecht zijn aan aards bezit en los kunnen laten. En sommigen wordt aangeraden alles prijs te geven en hem te volgen, zoals Petrus en de andere leerlingen hebben gedaan, en anderen niet hebzuchtig of gierig te zijn, maar gul en royaal.
Luister goed wat Jezus tegen de jongeman zegt: “Eén ding ontbreekt je.” Hij zegt niet: “Eén ding ontbreekt er.” In het algemeen. Nee, jóu ontbreekt nog één ding. Daarmee geeft hij duidelijk aan dat het niet iedereen geldt, maar alleen die jongeman. Het is geen algemene raad, maar een speciale. Het is een roeping, maar niet voor iedereen. Wat voor iedereen geldt is dat we ons bezit moeten kunnen loslaten en ervan moeten kunnen uitdelen aan hen die te weinig hebben. Dat geldt ook voor ons.
Tegelijk moeten wij beseffen dat er rijken zijn die niet vastzitten aan hun geld en los kunnen laten en dat er armen zijn die wel gehecht zijn aan wat zij bezitten, hoe weinig ook, en alleen maar meer willen verwerven.
Ik moet denken aan de oude Griekse filosoof Socrates. Hij liep op de markt in Athene en zag hoe gretig de mensen hun grijpgrage handen uitstrekten naar allerlei koopwaar, eten en drinken en huishoudelijke artikelen. En hij dacht bij zichzelf: “Wat is er toch veel dat ik niet nodig heb.” Dat is de juiste mentaliteit. Wij bezitten veel overbodige, overtollige dingen en te veel van hetzelfde. Ik betrap me daar zelf ook op.
“Eén ding ontbreekt u; ga verkopen wat u bezit en geef het aan de armen.”
De opdracht aan de rijke jongeman dat hij zijn bezit aan de armen moet uitdelen blijft ons achternazitten. We hoeven niet alles wat we hebben weg te geven, maar we mogen ook niet alles voor ons zelf houden. Wij mogen niet hebzuchtig of gierig zijn. Wij moeten van ons bezit aan de armen geven. Velen doen dat niet. Ze zeggen: “Wij moeten eerst voor onszelf zorgen. Anders hebben wij zelf niet genoeg.” Ze zijn krenterig. Of ze gebruiken dit argument: “Wie garandeert dat onze gift in goede handen terechtkomt? Misschien worden we wel opgelicht?” Ze zijn bang opgelicht te worden. Ze zeggen: “Wie tien keer een donatie doet, wordt misschien vier keer bedrogen. Wie zegt dat de vrager geen bedrieger is. Wie zegt dat hij betrouwbaar is. Ik wil niet bedrogen worden, dus geef ik niets.” Maar als je nooit wat geeft, doe je ook nooit iets goed. Maar soms moet je echt je angst overwinnen om het goede te doen.
Volgens de eerste lezing is wijsheid de waardevolste schat, inzicht de grootste rijkdom. De wijze zit niet vast aan materieel bezit, is niet gehecht aan aardse rijkdom, want hij weet dat goud maar stof is en zilver maar slijk en alle materie voorbijgaand en vergankelijk is. AMEN.
Leo Wenneker