Het begon allemaal in de vroege middeleeuwen. In de zevende en achtste eeuw was zowel in Holland als in het gebied van de huidige provincie Utrecht een sterke Friese invloed aanwezig. Waarschijnlijk is in deze periode de oorsprong te vinden van de naam Ankeveen, waarin de Friese naam ‘Anke’ te herkennen is.

De invloed van de Friezen verminderde als gevolg van de voortdurende strijd tegen het steeds verder opdringende Frankische Rijk. De Frankische koningen werden gesteund door de bisschoppen van Utrecht. Deze werden daarvoor beloond door het ten geschenke geven van grote stukken land. Door deze ontwikkeling kon de wereldlijke macht van de bisschop van Utrecht zich in de loop van de tiende en elfde eeuw sterk uitbreiden.

Keizer Otto I schonk in het jaar 953 het Utermeer(Naardermeer) en het Overmeer(Horstermeer) alsmede het tussen de meren liggende gebied waarin Ankeveen ligt, aan de Utrechtse kerk van Sint Maarten. Korte tijd later schonk de bisschop het gebied aan het kapittel van Sint Marie. In deze periode moeten de ontginningen van de venen aan de oostzijde van de Vecht zijn aangevangen en werd Ankeveen een kerkelijke eenheid onder de moederkerk van Ter Horst(Nederhorst den Berg). Een kleine houten kapel onder de bescherming van Sint Martinus, in het midden van het dorp, was voldoende om de kleine gemeenschap van boeren en handwerklieden samen te brengen in geloof, hoop en liefde. Waarschijnlijk heeft een brand omstreeks het jaar 1250 de houten kapel verwoest.

In dezelfde periode volgt een afscheiding met het kerspel (parochie) Ter Horst en wordt er op de plaats van de voormalige kapel een uit steen opgetrokken dorpskerk gebouwd. Het is een eenvoudig bouwwerk met een indrukwekkende toren van 152 voeten(circa 45 meter) hoog. In het jaar 1428 ligt het dorp in de linie van de Hoekse en Kabeljauwse oorlog. Hoge brandschattingen aan de Hoekse benden konden voorkomen dat de kerk wederom door vlammen zou worden verteerd. In het jaar 1540 wordt de kerktoren voorzien van een luidklok met het randschrift:

Johannes-Baptist-Is-Min-Naem-Die-Kristeminsen-
Roep-Ic-Tot-God-1540-.

De Hervorming die in de zestiende eeuw ontstond vanuit een streven om de Kerk te vernieuwen leidde tot een grote breuk in de gehele christelijke wereld. De overgrote meerderheid van de Ankeveense bevolking bleef echter de oude rooms-katholieke leer trouw. Tot in het jaar 1605 kan pastoor Mr. Adrianus van Oirschot de mis en de vesper nog gewoon in de oude dorpskerk vieren.

In het jaar 1606 wordt op de Synode te Utrecht verklaard dat de Ankeveense dorpskerk overgedragen moet worden aan de kleine protestantse gemeente. Bijgestaan door de parochieherder zoeken de parochianen hun heil op het Hollands End alwaar de zolder van de oude buitenplaats van Mr. Reijnier Ingels door zijn zoon Jan Ingels tot bidplaats was verbouwd. Toen Adrianus van Oirschot, in de leeftijd van 80 jaar, op 11 oktober 1622 te Utrecht overleed had hij reeds in Mr. Barthold Ingels (Janzn.) een waardige opvolger gevonden. Vermomd als marskramer of boer reisde de nieuwe herder voor het toedienen van de H. sacramenten vanuit Ankeveen door het Gooi en werd pastoor van Ankeveen, Hilversum, Laren en Blaricum tegelijk. Oud en verzwakt overleed hij te Ankeveen op 2 december 1653.

Van de spanningen tussen rooms-katholiek en protestant worden in de loop van de achttiende  eeuw de scherpe kantjes wat afgeslepen. Omdat de oude kerk ‘te swak en te klein’ geworden was, wordt onder pastoraat van Henricus Koningsveldt in het jaar 1757 ‘op deselve plaats als de oude, een nieuwe Kerkschuur gebouwd’ vertelt ons een document uit hetzelfde jaar. Ondanks de nog vele voorschriften, afstanden, slechte wegen en beperkte middelen groeit de ‘Statie Ankeveen’ uit tot een katholieke enclave in het gebied tussen Gooi en Vecht. Per weekend bezoeken dan ook ‘meer dan 700 Personen daar de Misse’ deelt de ‘Geheijmschrijver van Staat- en Kerke der Vereenigde Nederlanden’ ons in een rapport uit 1759 mede.

In het jaar 1840 mogen de katholieken weer beschikken over een eigen begraafplaats die ten westen van de kerk wordt aangelegd. Vier jaar later wordt aan de noordzijde van de kerk een nieuwe pastorie gebouwd. Toen na ruim 170 jaar bidden, zingen en moe van regen en wind de natuur er met de kerkschuur zo’n beetje van door ging werd onder pastoraat van Joseph M.P.H. Lokin in het jaar 1927 op het Stichts End een nieuwe dorpskerk gebouwd. Met achterlating van de pastorie en de doden op de begraafplaats werd in het jaar 1928 de oude kerkschuur gesloopt en trokken de parochianen op 7 mei 1928 de nieuwe, en nog steeds bestaande, Sint Martinuskerk op het Stichts End binnen. Aan een zwerftocht van meer dan 320 jaar op het Hollands End was een einde gekomen.

Jan Veenman